Moessorgski / Kandinsky
Kandinsky verbeeldt
De schilder Wassily Kandinsky, die verbonden was aan het Bauhaus, werd in 1928 getroffen door dit emotioneel krachtige werk van zijn landgenoot Moessorgski. Hij maakte een mise en scène met bewegende en stilstaande decor-stukken op de cadans en opbouw van de muziek volgens de ideëen die bij hem opkwamen tijdens het luisteren. Ieder tableau heeft een, voor Kandinsky karakteristieke, uitbeelding gekregen, die getuigt van zowel speelsheid als dramatiek.
(Uit: “Een analyse van Kandinsky’s enscenering van de “Schilderijententoonstelling” van Moessorgski”. Universiteit van Amsterdam, 26 augustus 1996. )
Synopsis
Op een groot scherm is het abstracte beeldtheater van Wassily Kandinsky te zien. Vormen en kleuren verschijnen op de beweging en ritme van de muziek. Deze vormen zijn vervaardigd met een computer. Bij dit scherm staat de vleugel waarop Moessorgski's muziek wordt gespeeld. Muziek met een grote dramatische werking omdat het Moessorgski weergeeft, die zich voorstelt dat hij op een tentoonstelling is met schilderijen van een vriend die zojuist is overleden. Je hoort aan welke schilderijen hij denkt maar je hoort ook dat hij zijn sterke emoties aan het verwerken is, omdat zijn vriend er zo plotseling niet meer is.
Kandinsky heeft niet deze schilderijen nagemaakt, maar een totaal van kleuren, vormen en belichting bedacht die overeenkwamen met zijn eigen gevoelens die steeds, als hij Moessorgski's muziek en emoties hoorde, bij hem opkwamen. Ieder schilderij heeft zijn eigen geometrische figuren, kleuren en licht, die als een vertraagd ballet met elkaar 'dansen' op het ritme van de muziek, stralend in de lichtgevende kleuren, glimmend in violet, turqoise, oranje, mengend en veranderend, vaak eindigend als een volledig schilderij, in de tijd met de muziek.
Monique Copper heeft deze mise-en-scène kunnen reconstrueren aan de hand van Kandinsky’s regieboek.
Kandinsky’ s Bühnenbild
Het Bühnenbild is belangrijk onderdeel in Kandinsky’s theorieën en werk. De bekendste zijn de Klangbilder uit 1909 tot 1914. De Schilderijententoonstelling is Kandinsky’s laatste Bühnenbild en voor hem een uniek concept. Hem werd de kans geboden om op muziek van een landgenoot beelden te maken, met een verschil in tijd van ongeveer vijftig jaar. Kandinsky’s nostalgie in de Grote Poort van Kiev voor het oude tsaristische Rusland van vóór de Revolutie (het Rusland van Moessorgski) lijkt duidelijk te maken dat hij, ondanks dat hij zich nooit actief in de politiek heeft willen mengen, het communisme van de jaren twintig in zijn vaderland afwees.
Doordat Moessorgki zich heeft gebaseerd op beeldende kunst en zijn muziek weer de basis werd voor een andere beeldend kunstenaar, hebben we hier te maken met een uniek gegeven in de kunstgeschiedenis en men kan stellen dat de Schilderijententoonstelling een synesthetisch hoogtepunt is, niet alleen in het werk van Kandinsky maar ook in het algemeen.
Geometrische Figuren
Kandinsky’s stilistische verandering naar geometrie werd in de enscenering doorgevoerd. Veel van de vormentaal die Kandinsky had ontwikkeld in de enscenering komt terug in zijn latere schilderijen Hierdoor kan de enscenering als een levend schilderij beschouwd worden, net zoals de expressionistische Klangbilder een ruimtelijke vertaling van zijn toenmalige schilderijen waren. Kandinsky blijft dus vooral een schilder die tweedimensionaal ingesteld is. En uit de Schilderijententoonstelling blijkt eens te meer dat er aan zijn vermeende abstractie een illustratieve en figuratieve basis ten grondslag ligt.
Fragmenten:
Het Oude Kasteel (Andantino Molto Cantabile E Con Dolore)
Kuikentjes | ![]() |
Willem Wilmink
De dichter Willem Wilmink schreef voor pianiste Monique Copper bij de Schilderijententoonstelling van Modest Moessorgski een commentaar in de vorm van gedichten en gedichtjes.‘Ik had een vriend. Ik loop door drukke straten
lang na zijn dood nog wel met hem te praten
…’
Zo moet Moessorgski ook hebben gezworven
nadat de schilder Hartmann was gestorven
…’
‘Die schilder was mijn vriend
maar mijn vriend is doodgegaan.
Nu wil ik uit zijn werk
toch nog zijn stem verstaan.
…….’
De meeste gedichtjes hebben het ritme van de Moessorgski passages waarvan ze de inhoud weergeven. Ze geven een commentaar en overdenking van ieder tableau of promenade en klinken afwisselend en soms tegelijkertijd.
Fragment (2) "Die schilder was mijn vriend":
![]() |
Monique Copper en Willem Wilmink |
Fragment (4) Gnomus:
Willem Wilmink schreef het commentaar bij de Schiderijententoonstelling in opdracht voor Monique Copper nadat hij de veel geprezen BVHaast CD van Monique Copper met Poulenc’s BABAR en Debussy’s DE DOOS MET SPEELGOED had leren kennen.
‘…Bij de schitterende CD van Monique zit een boekje met de motiefjes van de verschillende poppen in ’t Debussy-stuk. Met iets dergelijks was ik al bezig, maar dan niet in noten maar in woorden……’
In het oeuvre van Willem Wilmink wordt vrijwel geen onderscheid gemaakt tussen de “echte” poëzie en het lied. Hij staat daarmee in een grote – zij het bij ons ongewone - traditie, die teruggaat tot de Middeleeuwen. Veel van zijn gedichten genieten een bijna anonieme bekendheid: het is alsof ze er altijd geweest zijn. Maar om dit vanzelfsprekende effect te bereiken, is een kunstenaarschap vereist dat maar aan zeer weinigen is gegeven.
Wilmink: ‘Liedjes zijn lineair. Dat moet ook want een liedje moet eigenlijk in één keer overkomen. Dat is het grote verschil met poëzie op papier. Wanneer een tekst op papier staat kun je heen en weer lezen. En toch zijn liedjes en poëzie in principe hetzelfde’.
In zijn gedichten betrekt Wilmink het dagelijkse leven in het heden èn het verleden tegelijkertijd.
Willem Wilmink, bekend dichter, essayist, zanger, prozaïst, tekstschrijver (voor . Herman van Veen en vele, vele anderen), neerlandicus, docent, en vertaler, ....
‘neemt vooral kinderen als lezers en luisteraars serieus. Hij schrijft voor kinderen en volwassenen beiden. Wat is de basis voor dit dubbele dichterschap? Ik denk niet alleen weemoed, maar vooral medeleven. Met al die kinderen en andere mensen die maar nooit kampioen willen worden. Die uitingen van mededogen zijn tegelijk een zacht protest. De basis verraadt zich in wat eruit gegroeid is.
Ik geloof dat in Wilmink’ s gedichten de toon de taal overheerst. Maar het belangrijkste werk laat hij het ritme en daarmee de toon doen. Hij zingt eerder ‘tamelijk mooi en tamelijk zacht’ dan dat hij schrijft. Zijn poëzie is, in de allerbeste zin van het woord, een levenslied, voor kinderen en volwassenen...’
(citaat Kees Fens)
Als vertaler, van onder meer de Carmina Burana, vertaalt hij alsof het nooit anders heeft geklonken.
Het is duidelijk dat muziek een belangrijke plaats in het leven en oeuvre van Willem Wilmink inneemt.Wilmink trad op met zijn eigen muziekgroep en vertelde, speelde en zong uit eigen werk, zichzelf begeleidend op accordeon. Zijn Nederlands is een prachtig zingbare taal. Dat bewijzen ook de vertalingen die Wilmink eerder maakte van Moessorgski’s zelf verzonnen kinderteksten van de liederen
uit ‘De kinderkamer’.